Bekwaamheden
2.1 Bekwaamheid en kwalificatie
De bekwaamheidseisen voor de leraar primair onderwijs (groepsleraar)
2.1.1
kan het eigen onderwijs vormgeven, afstemmen op het niveau en de kenmerken van de leerlingen, uitvoeren, evalueren en bijstellen.
Klik voor verantwoording
2.1.2
kan samenwerken met collega’s in - en waar relevant ook buiten - de eigen instelling en zijn professionele handelen waar nodig afstemmen met hen.
P: onderhoudt goed contact met medewerkers binnen de leerwerkplek
Klik voor verantwoording
2.1.3
kan bijdragen leveren aan onderwijskundige ontwikkelingen door het raadplegen van bronnen, het inbrengen van informatie en kritische bijdragen aan oordeelsvorming en het oplossen van praktijkproblemen.
Klik voor verantwoording
2.1.4
kan meewerken aan praktijkgericht onderzoek ten behoeve van onderwijsontwikkelingen en gebruik maken van nieuwe kennis en inzichten uit onderzoek die praktijkgericht zijn uitgewerkt en beproefd
Learn more
2.1.5
kan zelfstandig vormgeven aan zijn professionele ontwikkeling
Klik voor verantwoording

2.2 VAKINHOUDELIJKE BEKWAAMHEID
De bekwaamheidseisen voor de leraar primair onderwijs (groepsleraar)
2.2.1
beheerst de leerstof qua kennis en vaardigheden gericht op het behalen van de kerndoelen van het primair onderwijs - voor zover die betrekking hebben op het onderwijs waarvoor de leraar bevoegd is - en kent theoretische achtergronden daarvan. Hij kan de leerstof op een begrijpelijke en aansprekende manier uitleggen en demonstreren hoe ermee gewerkt moet worden
Klik voor verantwoording
2.2.2
heeft een grondige beheersing van de basisvakken taal en rekenen.
Klik voor verantwoording
2.2.3
heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in ten minste één van de andere vakken; dit kan ook een deel van een leergebied zijn
Klik voor verantwoording
2.2.4
heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de leerstof voor dat deel van de leerjaren waarin hij werkt, bijvoorbeeld onderbouw/middenbouw of middenbouw/bovenbouw, of een andere geclusterde indeling van leerjaren die binnen een bepaald type school gebruikelijk is.
Learn more
2.2.5
overziet de opbouw van het curriculum en de doorlopende leerlijnen. Hij weet hoe zijn onderwijs voortbouwt op het voorgaande onderwijs en voorbereidt op het vervolgonderwijs. De leraar kent de samenhang tussen de verschillende vakken in het curriculum.
Klik voor verantwoording
2.2.6
weet dat zijn leerlingen de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren. Hij kan zijn onderwijs afstemmen op die verschillen tussen leerlingen. De leraar kan zijn leerlingen duidelijk maken wat de relevantie is van de leerstof voor het dagelijkse leven en voor het vervolgonderwijs.

P: weet dat zijn leerlingen de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren. De leraar kan zijn leerlingen duidelijk maken wat de relevantie is van de leerstof voor het dagelijkse leven
Learn more
2.3 VAKDIDACTISCHE BEKWAAMHEID
De bekwaamheidseisen voor de leraar primair onderwijs (groepsleraar)
2.3.1
brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen, de vakinhoud en de inzet van de verschillende methodieken en middelen. P: brengt een duidelijke relatie aan tussen de leerdoelen, de kenmerken van zijn leerlingen, de vakinhoud en de inzet van de gekozen methodiek(en) en middelen.
Klik voor verantwoording
2.3.2
Volgt bij de uitvoering van zijn onderwijs de ontwikkeling van zijn leerlingen
Klik voor verantwoording
2.3.3
Toetst en analyseert regelmatig en adequaat of de leerdoelen gerealiseerd worden en hoe dat gebeurt
Klik voor verantwoording
2.3.4
stelt op basis van zijn analyse zo nodig zijn onderwijs didactisch bij; zijn onderwijs gaat met de tijd mee.
Learn more
2.3.5
heeft kennis van verschillende leer- en onderwijstheorieën die voor zijn onderwijspraktijk relevant zijn en kan die herkennen in het leren van zijn leerlingen. P: heeft kennis van verschillende leer- en onderwijstheorieën die voor zijn onderwijspraktijk relevant zijn.
Klik voor verantwoording
2.3.6
kent verschillende methodes en criteria waarmee hij de bruikbaarheid ervan voor zijn leerlingen kan vaststellen. Hij kent verschillende manieren om binnen een methode9 te differentiëren en recht te doen aan verschillen tussen leerlingen. Hij kan de methode aanvullen en verrijken.
Learn more
2.3.7
weet hoe een leerplan in elkaar zit en kent de criteria waaraan een goed leerplan moet voldoen.
Learn more
2.3.8
heeft kennis van digitale leermaterialen en -middelen. Hij kent de technische en pedagogisch-didactische mogelijkheden en beperkingen daarvan.

P: heeft kennis van digitale leermaterialen en -middelen.
Learn more
2.3.9
kent verschillende didactische leer- en werkvormen en de psychologische achtergrond daarvan. Hij kent criteria waarmee de bruikbaarheid daarvan voor zijn leerlingen kan worden vastgesteld. P: kent verschillende didactische leer- en werkvormen
Learn more
2.3.10
kent verschillende doelen van evalueren en toetsen. Hij kent verschillende, bij deze doelen passende vormen van observeren, toetsen en examineren. Hij kan toetsen ontwikkelen, toetsresultaten beoordelen, analyseren en interpreteren en de kwaliteit van toetsen en examens beoordelen. Hij kan bruikbare en betrouwbare voortgangsinformatie verzamelen en analyseren en op grond daarvan zijn onderwijs waar nodig bijstellen
Learn more
2.3.11
heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de vakdidactiek ten behoeve van het type onderwijs en het deel van het curriculum waarin hij werkzaam is
Learn more
2.3.12
kan doelen stellen, leerstof selecteren en ordenen.
P: stelt een ontwerpformulier voor onderwijsleeractiviteiten op voor een hele groep. H: stelt een ontwerpformulier voor onderwijsleeractiviteiten op, waarin tegemoet wordt gekomen aan individuele onderwijsbehoeften, daarbij rekening houdend met leer- en ontwikkelingslijnen en de zone van de naaste ontwikkeling van leerlingen
Learn more
2.3.13
kan samenhangende onderwijsactiviteiten uitwerken met passende werkvormen, materialen en media, afgestemd op het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen. H: ontwerpt betekenisvolle onderwijsactiviteiten waarin twee of meer vakgebieden geïntegreerd worden en die passend zijn binnen de leer- en ontwikkelingslijnen.
Learn more
2.3.14
kan passende en betrouwbare toetsen kiezen, maken of samenstellen.
H: geeft in de voorbereiding aan hoe hij proces en productdoelen wil evalueren.
A: kan passende instrumenten kiezen om leerlingen feedback & feedforward te geven
Learn more
2.3.15
Kan een adequaat klassenmanagementrealiseren. P: legt voorafgaand aan de onderwijsleeractiviteit de benodigde materialen klaar; kan de structuur van de onderwijsleeractiviteit vasthouden; hanteert duidelijke regels en afspraken die passen bij de school en communiceert de regels naar leerlingen. H: kan de structuur van de onderwijsactiviteit vasthouden en is tegelijkertijd flexibel in zijn handelen en kan inspelen op onverwachte gebeurtenissen en inbreng van leerlingen.
Learn more
2.3.16
kan leerlingen de verwachtingen en leerdoelen duidelijk maken en leerlingen motiveren om deze te halen.
Learn more
2.3.17
kan de leerstof aan zijn leerlingen begrijpelijk en aansprekend uitleggen, voordoen hoe ermee gewerkt moet worden en daarbij inspelen op de taalbeheersing en taalontwikkeling van zijn leerlingen. H: sluit daarbij aan op de zone van de naaste ontwikkeling en kan differentiëren naar niveau en kenmerken van zijn leerlingen.
Learn more
2.3.18
kan doelmatig gebruik maken van beschikbare digitale leermaterialen en -middelen
Learn more
2.3.19
kan de leerlingen met gerichte activiteiten de leerstof laten verwerken en kan daarbij variatie aanbrengen en bij instructie en verwerking differentiëren naar niveau en kenmerken van zijn leerlingen. P: kan de leerlingen met gerichte activiteiten de leerstof laten verwerken en kan daarbij variatie aanbrengen
Learn more
2.3.20
kan de leerling begeleiden bij die (zie 2.3.19) verwerking, stimulerende vragen stellen en opbouwende gerichte feedback geven op taak en aanpak.
P: kan de leerling begeleiden bij die verwerking en open vragen stellen.
H: kan vragen stellen die tot nadenken aanzetten; gerichte feedback geven op taak en aanpak; een growth mindset stimuleren.
Learn more
2.3.21
kan samenwerking, zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid stimuleren.
P: stimuleert samen werken tussen leerlingen- bijvoorbeeld door inzet van schoudermaatjes- en zelfwerkzaamheid en zelfstandigheid bij leerlingen.
H:stimuleertsamenwerkend leren -bijvoorbeeld door de inzet van coöperatieve werkvormen- zelfwerkzaamheid, zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de leerlingen.
Learn more
2.3.22
kan de voortgang volgen, de resultaten toetsen, analyseren en beoordelen.
H: kan de voortgang volgen, de resultaten toetsen, analyseren en beoordelen.
A: naar aanleiding van de analyse een vervolg opstellen
Learn more
2.3.23
kan feedback vragen van leerlingen en deze feedback tezamen met zijn eigen analyse van de voortgang gebruiken voor een gericht vervolg van het onderwijsleerproces.
P: kan feedback vragen aan leerlingen en gebruikt deze feedback voor de beginsituatie van de volgende onderwijsactiviteit.
H: kan feedback vragen van leerlingen en deze feedback tezamen met zijn eigen analyse van de voortgang gebruiken voor een gericht vervolg van het onderwijsleerproces.
Learn more
2.3.24
kan (specifieke) onderwijsbehoeftes van leerlingen signaleren op het gebied van leren en met hulp van collega’s op een systematisch en planmatige wijze een passend onderwijsaanbod realiseren of samen met collega’s doorverwijzen naar een passender onderwijsplek in het zorgsysteem.
H: kan (specifieke) onderwijsbehoeftes van leerlingen signaleren op het gebied van leren en met hulp van collega’s op een systematisch en planmatige wijze een passend onderwijsaanbod realiseren
A: …of samen met collega’s doorverwijzen naar een passender onderwijsplek in hetzorgsysteem.
Learn more
2.3.25
kan advies vragen aan peers, collega’s of andere deskundigen; hij weet wanneer en hoe hij advies kan geven; hierbij kan de leraar gebruik maken van methodieken voor professionele consultatie en leren, zoals supervisie en intervisie
P/H: kan advies vragen aan peers, collega’s of andere deskundigen en advies geven aan peers door gebruik te maken van intervisie.
A: kan advies vragen en geven; hierbij kan de leraar gebruik maken van methodieken voor professionele consultatie en leren, zoals supervisie en intervisie
Learn more
2.3.26
kan zijn didactische aanpak en handelen evalueren, analyseren, bijstellen en ontwikkelen.
P: met behulp van peers en een begeleider.
H: met behulp van peers of zelfstandig.
Learn more
2.3.27
kan bijdragen aan pedagogisch-didactische evaluaties in zijn school en deze in afstemming metzijn collega’s gebruiken bij de onderwijsontwikkeling in zijn school
H: kan bijdragen aan pedagogisch-didactische evaluaties in zijn school.
A: … en deze in afstemming metzijn collega’s gebruiken bij de onderwijsontwikkeling in zijn school.
Learn more
2.3.28
kan de inhoud van de didactische aanpak van zijn onderwijs uitleggen en verantwoorden
P: kan de inhoud en de didactische aanpak van zijn onderwijs uitleggen en onderbouwen met theorie
Learn more
2.3.29
is in staat tot kritische reflectie op zijn eigen pedagogisch-didactisch handelen
P: met behulp van peers en een begeleider.
H: met behulp van peers of zelfstandig.
Learn more
2.4 PEDAGOGISCHE BEKWAAMHEID
De bekwaamheidseisen voor de leraar primair onderwijs (groepsleraar)
2.4.1
heeft kennis van ontwikkelingstheorieën en de gedragswetenschappelijke theorie die voorzijn onderwijspraktijk relevant zijn (bijvoorbeeld elementen uit de sociale psychologie en de communicatietheorie) en kan die betrekken op zijn pedagogisch handelen. P: heeft kennis van ontwikkelingstheorieën en kan die betrekken op zijn pedagogisch handelen
Klik voor verantwoording
2.4.2
heeft kennis van agogische en pedagogische theorieën en methodieken, die voor zijn onderwijspraktijk relevantzijn en kan die betrekken op zijn pedagogisch handelen.
P: heeft kennis van pedagogische theorieën en methodieken, die voor zijn onderwijspraktijk relevantzijn en kan die betrekken op zijn pedagogisch handelen.
Klik voor verantwoording
2.4.3
kan (specifieke) onderwijsbehoeftes en opvoedingsbehoeftes van leerlingen signaleren vanuit verschillende perspectieven/ contexten
Klik voor verantwoording
2.4.4
weet hoe hij zicht kan krijgen op de leefwereld van zijn leerlingen en hun sociaal-culturele achtergrond. Hij weet hoe hij daarmee rekening kan houden in zijn onderwijs.
Klik voor verantwoording
2.4.5
heeft zich theoretisch en praktisch verdiept in de pedagogiek van het type onderwijs en het deel van het curriculum waarin hij werkzaam is.
Klik voor verantwoording
2.4.6
kan groepsprocessen sturen en begeleiden en maakt hierbij de sfeer in de klas bespreekbaar.
P: heeft overzicht en overwicht op de groep. Geeft zelf het goede voorbeeld en toont respect naar de leerlingen.
H: bespreekt (met de groep) hoe de samenwerking in de groep verloopt en legt het accent op wat goed gaat; stelt regels bij; spreekt positieve verwachtingen uit; kan storend gedrag stoppen zonder het groepsproces te verstoren.
A: kan een realistische inschatting maken wat de bijdrage van leerlingen kan zijn bij het oplossen van problemen; kent meerdere manieren om storend gedrag te stoppen; neemt preventieve maatregelen op groepsniveau en individueel niveau
Klik voor verantwoording
2.4.7
kan vertrouwen wekken bijzijn leerlingen en een veilig pedagogisch klimaat scheppen.
P: weet vertrouwen en respect te wekken; is enthousiast; luistert actief; is empatisch, sensitief en responsief.
H: weet vertrouwen en respect te wekken; bespreekt met de leerlingen de sfeer in de groep en de omgang met elkaar; werkt vanuit de 3 basisbehoeften relatie, competentie en autonomie.
A: heeft een realistisch beeld van het sociale klimaat in de groep en het individuele welbevinden van de leerlingen; kan een groepsplan voor gedrag maken
Klik voor verantwoording
2.4.8
kan ruimte scheppen voor leren, inclusief het maken van vergissingen en fouten.
P: waardeert de inbreng van de leerlingen; spreekt positieve verwachtingen uit; maakt complimenten en past uitgestelde aandacht toe.
H: helpt leerlingen zelfstandig en verantwoordelijk te worden in relatie tot hun leertaken;schept een pedagogisch klimaat waarin verschillen worden gewaardeerd en benut.
Klik voor verantwoording
2.4.9
kan verwachtingen duidelijk maken en eisen stellen aan leerlingen.
P: is consequent en toont voorspelbaar leerkrachtgedrag.
H: laat leerlingen kritisch nadenken over opvattingen en gedrag
Klik voor verantwoording
2.4.10
kan het zelfvertrouwen van leerlingen stimuleren, hen aanmoedigen en motiveren.
P: geeft complimenten aan individuele leerlingen en aan de groep.
H: waardeert de inbreng van leerlingen; is nieuwsgiering naar hun ideeën; daagt leerlingen uit en ondersteunt ze; geeft leerlingen het gevoel dat ze steeds meer kunnen; leert leerlingen hun grenzen te verleggen
Klik voor verantwoording
2.4.11
heeft oog voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen en doet daar recht aan.
P: herkent sociaal-emotionele en morele ontwikkelingsvraagstukken van leerlingen. H: is bekend met de globale verloop van de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van leerlingen en met de uitdagingen die zich voor kunnen doen. Weet hoe hij deze ontwikkeling kan bevorderen en gaat hierbij uit van verschillen.
Klik voor verantwoording
2.4.12
H: kan (specifieke) onderwijsbehoeftes en opvoedingsbehoeftes van leerlingen signaleren op het gebied van gedrag en met hulp van collega’s op een systematisch en planmatige wijze een passend onderwijsaanbod realiseren
A:….of samen met collega’s doorverwijzen naar een passender onderwijsplek in het zorgsysteem.
Klik voor verantwoording
2.4.13
kan zijn onderwijs en zijn pedagogische omgang metzijn leerlingen uitleggen en verantwoorden
Klik voor verantwoording
2.4.14
kan zijn pedagogisch handelen afstemmen met ouders en anderen die vanuit hun professionele verantwoordelijkheid bij de leerling betrokken zijn
Klik voor verantwoording
2.4.15
is in staat tot kritische reflectie op zichzelf in de pedagogische relatie.
P: kan aangeven wat zijn sterke en zwakke punten zijn in de pedagogische relatie en hiervan een ontwikkelpunt maken.
H: kan systematisch werken aan deze ontwikkelpunten met behulp van peers en begeleider.
A: kan zelfstandig en systematisch aan deze ontwikkelpunten werken
Klik voor verantwoording
2.4.16
kan zijn eigen grenzen bewaken.
P: ontdekt met peers en begeleider de eigen grenzen. H: verkent met peers en begeleider de eigen grenzen, kan deze verwoorden, uitleggen en ernaar handelen. A: herkent en erkent eigen grenzen en kan deze verwoorden, uitleggen en ernaar handelen
Klik voor verantwoording
Made on
Tilda